MEDEGEFINANCIERD DOOR DE EUROPESE UNIE

DE EUROPESE UNIE STEUNT CAMPAGNES VOOR DE PROMOTIE VAN HOOGWAARDIGE LANDBOUWPRODUCTEN

Definitie

Voedingsvezels hebben een belangrijke plaats in een gezonde voeding. Ze komen van nature voor in voedingsmiddelen, maar kunnen ook worden toegevoegd vanwege de gezondheidseffecten of om een technologische functie te vervullen in een product.

Onverteerbare koolhydraten

Voedingsvezels zijn koolhydraten die niet verteerd kunnen worden in de dunne darm. Ze komen van nature voor in plantaardige producten, zoals granen, groenten, fruit, peulvruchten en in mindere maten in noten en zaden. Koolhydraten worden ook aangeduid met de naam sachariden. Voedingsvezels vallen onder de verzamelnamen oligosachariden en polysachariden. Ze bestaan uit dezelfde bouwstenen (koolstof, waterstof en zuurstof) als verteerbare koolhydraten, maar de verbindingen tussen de sachariden zijn anders. Daardoor kunnen de enzymen in de dunne darm voedingsvezels niet verteren en komen ze onveranderd in de dikke darm terecht. Bacteriën in de dikke darm kunnen de meeste vezels omzetten en afbreken, ook wel fermentatie genoemd. Daarna wordt een gedeelte ervan alsnog door het lichaam opgenomen en levert als zodanig energie. Dit zijn de fermenteerbare vezels. Sommige fermenteerbare vezels worden ook wel prebiotica genoemd. Dit zijn voedingsvezels die selectief de groei en/of activiteit van één of meerdere soorten bacteriën in de dikke darm stimuleren. Daarmee kunnen ze de gezondheid van de gastheer bevorderen. Het deel dat niet wordt gefermenteerd - de zogenoemde niet-fermenteerbare vezels - verlaat het lichaam nagenoeg onveranderd via de ontlasting.

Natuurlijke versus geïsoleerde en synthetische voedingsvezels

Er is discussie over de vraag of geïsoleerde en synthetische vezels hetzelfde gezondheidseffect hebben als voedingsvezels die van nature in voedingsmiddelen voorkomen. Hoewel laboratoriumanalyses geen onderscheid kunnen maken tussen natuurlijke en synthetische vezels, is er nog geen consensus in de wetenschap of het lichaam dit onderscheid wel kan maken. Ook voor het beschermende effect van synthetische vezels zijn wetenschappers het niet eens. Daarom geldt voor geïsoleerde en synthetische voedingsvezels een extra voorwaarde: er moet voor de stof in kwestie algemeen aanvaard wetenschappelijk bewijs zijn van een gunstig fysiologisch effect. Pas wanneer dit bewijs voorhanden is, mag een dergelijke vezel onder voedingsvezels worden gedeclareerd en anders niet. 

Europese definitie voor voedingsvezels

Na vele jaren van discussie is men er in 2008 in geslaagd te komen tot een wettelijke Europese definitie van voedingsvezels. Dit draagt bij aan de eenduidigheid over de aanbevelingen op het gebied van voedingsvezels, de declaraties van de voedingswaarden en de interpretatie van onderzoeksresultaten over de vezelconsumptie en gezondheidseffecten.

Deze Europese definitie van vezels luidt:

Koolhydraatpolymeren bestaande uit drie of meer monomere eenheden, die in de menselijke dunne darm niet verteerd en niet opgenomen worden en tot de volgende categorieën behoren:

  • eetbare koolhydraatpolymeren die van nature voorkomen in levensmiddelen zoals die worden geconsumeerd;
  • eetbare koolhydraatpolymeren die langs fysische, enzymatische of chemische weg uit grondstoffen voor levensmiddelen zijn verkregen en een gunstig fysiologisch effect hebben dat door algemeen aanvaarde wetenschappelijke gegevens wordt gestaafd;
  • eetbare synthetische koolhydraatpolymeren met een gunstig fysiologisch effect dat door algemeen aanvaarde wetenschappelijke gegevens wordt gestaafd.

Daarnaast staat aanvullend het volgende vermeld:
De koolhydraatpolymeren van plantaardige oorsprong die aan de definitie van voedingsvezels voldoen, kunnen in de plant voorkomen in nauwe associatie met lignine of andere niet-koolhydraatbestanddelen zoals fenolverbindingen, wassen, saponinen, fytaten, cutine of fytosterolen. Wanneer deze stoffen in nauwe associatie met koolhydraatpolymeren van plantaardige oorsprong voorkomen en samen met die koolhydraatpolymeren worden geëxtraheerd, mogen zij voor de analyse van het vezelgehalte als voedingsvezels worden aangemerkt. Wanneer deze stoffen echter van de koolhydraatpolymeren worden gescheiden en aan een levensmiddel worden toegevoegd, mogen zij niet als voedingsvezels worden beschouwd.